Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Josia [13]gaf voor het volk, van klein vee, lammeren en [14]jonge geitenbokken, die alle tot paasofferen, [15]naar al hetgeen er gevonden werd, in getal dertig duizend; maar van [16]runderen drie duizend; dit was van des konings have. 13. Of, hief, of gaf een heffing; dat is, een offer of geschenk. Het woord heffen wordt voor offeren of schenken genomen, gelijk boven, hfdst.30 vs.24; zie de aantekening; gelijk het woord heffing voor offer. Zie Num.5:9, en boven, hfdst.30 vs.24, met de aantekening, idem hier in het volgende. 14. Hebreeuws, zonen der geiten. Zie Lev.1:14. 15. Dat is, tegenwoordig, of voorhanden was onder het klein vee des konings, dat geschikt was om op dit feest geslacht te worden, naar de wet, Ex.12:5. Anders, naar al degenen, die daar gevonden werden; dat is, naar dat genoeg was voor het volk, dat te Jeruzalem tot het paasfeest gekomen was. 16. Deze dienden tot brandoffers en dankoffers, die men op dit feest ook offeren moest. Zie Num.28:19.